ECLI:NL:RVS:2022:2995

Raad van State

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
202106141/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vier vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 26 augustus 2021 hun beroepen tegen de afwijzing van hun aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond heeft verklaard. De staatssecretaris had op 9 december 2020 de aanvragen afgewezen en de bezwaren van de vreemdelingen tegen deze afwijzing op 8 april 2021 eveneens ongegrond verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 20 oktober 2022 geoordeeld dat de rechtbank de beroepsgronden van de vreemdelingen terecht heeft verworpen. De vreemdelingen voerden aan dat de rechtbank ten onrechte de besluiten van 8 april 2021 had vernietigd, maar de Raad van State concludeert dat dit een kennelijke verschrijving was en dat de rechtbank niet de intentie had om deze besluiten te vernietigen.

Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de rechtszekerheid in het bestuursrecht.

Uitspraak

202106141/1/V1.
Datum uitspraak: 20 oktober 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2], [vreemdeling 3] en [vreemdeling 4]
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 26 augustus 2021 in zaken nrs. 21/2725 en 21/2726 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 9 december 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluiten van 8 april 2021 heeft de staatssecretaris de daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 augustus 2021 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, advocaat te Zierikzee, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In de zesde grief klagen de vreemdelingen dat de rechtbank het beroep ten onrechte ongegrond heeft verklaard, omdat zij in de beslissing van de uitspraak de besluiten van 8 april 2021 ook heeft vernietigd. Uit de overwegingen in de uitspraak kan echter niet anders worden geconcludeerd dan dat de rechtbank de beroepsgronden heeft verworpen en niet het oogmerk heeft gehad de besluiten van 8 april 2021 te vernietigen. Het gaat hier dus in zoverre een kennelijke verschrijving. De grief slaagt daarom niet.
2.       Het hoger beroep leidt ook voor het overige niet tot vernietiging van de uitspraak. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift in zoverre geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
488-1028