ECLI:NL:RVS:2022:2991
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 3 februari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. Op 17 maart 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.C.J. Letmaath, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, betrof de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen beoordeelt, vooral wanneer deze gebaseerd zijn op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering. De Afdeling heeft geoordeeld dat de grieven van de vreemdeling slagen, en heeft het hoger beroep gegrond verklaard.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, en het besluit van de staatssecretaris van 3 februari 2021 is eveneens vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.