ECLI:NL:RVS:2022:2975
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen bij besluit van 9 november 2020, dat later werd aangevuld op 22 december 2020. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 17 oktober 2022 geoordeeld dat de rechtsvraag over de beoordeling van opvolgende asielaanvragen, die voortkomen uit eerder ongeloofwaardig geachte bekeringen, reeds beantwoord is in een eerdere uitspraak van 28 september 2022. De Raad concludeert dat de grief van de vreemdeling slaagt en dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het besluit van de staatssecretaris wordt eveneens vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw een besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 3.415,50 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Renting, griffier.