ECLI:NL:RVS:2022:2914
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep tegen terugvordering advocaatkosten
Op 7 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, wonend te [woonplaats], had verzocht om schorsing van het besluit van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand tot terugvordering van € 849,22 aan tegemoetkoming van advocaatkosten. Dit verzoek werd ingediend in het kader van het hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 december 2021 in zaak nr. 20/2220.
Tijdens de openbare zitting, die om 14:30 uur begon, was de voorzieningenrechter, Staatsraad mr. E.J. Daalder, aanwezig, samen met griffier mr. B. van Dokkum. Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand was vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er inmiddels een beslissing was genomen over het hoger beroep van de verzoeker. Hierdoor was er geen sprake meer van een geding, en werd het verzoek als ongegrond beschouwd. De proceskosten werden niet vergoed.
De uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde dag, 7 oktober 2022, en de voorzieningenrechter heeft de zaak afgesloten met de mededeling dat het verzoek niet kon worden toegewezen. De beslissing van de voorzieningenrechter is daarmee definitief, en de verzoeker moet de terugvordering van de advocaatkosten onder ogen zien.