202204900/2/R4.
Datum uitspraak: 29 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Stichting Natuur en Milieu Aalten (hierna: de Stichting), gevestigd te Aalten,
verzoekster,
en
1. de raad van de gemeente Aalten,
2. het college van burgemeester en wethouders van Aalten,
verweerders.
Openbare zitting gehouden op 29 september 2022 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter
griffier: mr. M.M. van Es
Verschenen:
De Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A];
De raad en het college, vertegenwoordigd door G.H. Scheffer en M. Oldenboom;
[partij A], vertegenwoordigd door [gemachtigde B], bijgestaan door mr. P.J. van der Woerd, advocaat te Amsterdam.
====================================
Het beroep richt zich tegen:
- het besluit van de raad van 19 april 2022, waarbij het bestemmingsplan "Kern Aalten, uitbreiding bedrijventerrein 't Broek 2022" is vastgesteld;
- het besluit van de raad van 19 april 2022, om een gedeelte van de Vierde Broekdijk te Aalten aan het openbaar verkeer te onttrekken;
- het besluit van 6 juli 2022, waarbij het college een omgevingsvergunning heeft verleend voor het kappen van begroeiingen en bomen aan de [locatie 1] en [locatie 2] te Aalten, WA-21-0272;
- het besluit van 6 juli 2022, waarbij het college een omgevingsvergunning heeft verleend voor de nieuwbouw van een opslagruimte aan de [locatie 3] te Aalten, WA-21-0250;
- het besluit van 6 juli 2022, waarbij het college een omgevingsvergunning heeft verleend voor de nieuwbouw van een logistiek centrum aan de Vierde Broekdijk te Aalten, WA-21-0251.
Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.
De Stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
De voorzieningenrechter acht geen spoedeisend belang aanwezig dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Daartoe overweegt hij het volgende.
De raad en het college hebben vermeld dat de gronden waarop het plan en de omgevingsvergunningen zien nog in eigendom zijn van de gemeente. Voordat de initiatiefnemers [partij A] en [partij B], die ook vergunninghouders zijn, op die gronden kunnen bouwen of kappen, is dus vereist dat die gronden door middel van verschillende grondtransacties door de gemeente worden overgedragen aan initiatiefnemers. Daarbij is tussen de gemeente en initiatiefnemers overeengekomen dat de grondtransacties pas zullen plaatsvinden als het bestemmingsplan en de omgevingsvergunningen onherroepelijk zijn, aldus de raad en het college.
Gebleken is dat een deel van de gronden waarop de omgevingsvergunningen zien, niet in eigendom is van de gemeente. De raad en het college hebben echter ter zitting verklaard dat de overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemers zo moet worden begrepen dat door initiatiefnemers of de gemeente in het geheel geen onomkeerbare activiteiten zullen worden verricht totdat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan en het plan en de omgevingsvergunningen in rechte onaantastbaar zijn. Eerst dan zullen de in het plangebied begrepen gronden, die wel in eigendom zijn van de gemeente, worden overgedragen aan de initiatiefnemers.
Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzieningenrechter met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
w.g. Venema
voorzieningenrechter
w.g. Van Es
griffier
826