ECLI:NL:RVS:2022:289
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling met risico op vervolging bij terugkeer naar Iran
Op 31 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kind een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 13 augustus 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 17 september 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling in hoger beroep ging, vertegenwoordigd door mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer.
De enige grief in het hoger beroep betrof de beoordeling door de staatssecretaris van de risico's die afvalligen en atheïsten lopen bij terugkeer naar Iran. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris beter onderzoek moet doen naar deze risico's, zoals eerder ook was overwogen in een andere uitspraak van 19 januari 2022. De grief van de vreemdeling slaagde, en het hoger beroep werd gegrond verklaard.
De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris van 13 augustus 2021. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.