ECLI:NL:RVS:2022:288

Raad van State

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
202105755/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 31 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 juni 2021 de aanvraag afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 26 augustus 2021 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Achttienribbe, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

In de uitspraak van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:94) heeft de Afdeling vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de afvalligheid wordt uitgevoerd. Dit gebrek aan transparantie maakte het voor de bestuursrechter onmogelijk om de zorgvuldigheid van de besluitvorming te toetsen. De Afdeling oordeelde dat de derde grief van de vreemdeling slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was.

De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 29 juni 2021 eveneens vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 januari 2022.

Uitspraak

202105755/1/V2.
Datum uitspraak: 31 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 augustus 2021 in zaak nr. NL21.10776 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 26 augustus 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Achttienribbe, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:94, heeft de Afdeling overwogen dat de staatssecretaris onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke manier hij in algemene zin het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de afvalligheid verricht en hoe de beoordeling daarvan plaatsvindt. Hierdoor is het voor de bestuursrechter niet mogelijk om daadwerkelijk en effectief te toetsen hoe de staatssecretaris in concrete gevallen het onderzoek en de beoordeling verricht en of concrete besluiten over de geloofwaardigheid van de afvalligheid zorgvuldig worden voorbereid en deugdelijk worden gemotiveerd. Uit deze uitspraak volgt dat de derde grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 29 juni 2021 wordt vernietigd. Omdat de staatssecretaris opnieuw op de aanvraag moet beslissen en daarbij rekening moet houden met de feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn, is het niet nodig wat de vreemdeling verder in hoger beroep en beroep heeft aangevoerd te bespreken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 augustus 2021 in zaak nr. NL21.10776;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 29 juni 2021, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2022
844.