ECLI:NL:RVS:2022:288
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 31 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 juni 2021 de aanvraag afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 26 augustus 2021 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Achttienribbe, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:94) heeft de Afdeling vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de afvalligheid wordt uitgevoerd. Dit gebrek aan transparantie maakte het voor de bestuursrechter onmogelijk om de zorgvuldigheid van de besluitvorming te toetsen. De Afdeling oordeelde dat de derde grief van de vreemdeling slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 29 juni 2021 eveneens vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 31 januari 2022.