ECLI:NL:RVS:2022:2841
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 3 oktober 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 6 september 2022. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 mei 2022 niet in behandeling was genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs, advocaat te Maastricht.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals vermeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank had terecht overwogen dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat het verschil tussen het Spaanse en het Nederlandse beschermingsbeleid voor Algerijnse vreemdelingen zo evident en fundamenteel is dat hij door zijn overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op refoulement.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier, en werd uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2022.