ECLI:NL:RVS:2022:2832

Raad van State

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
202202771/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank in asielaanvraag

Op 29 december 2021 heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 2 mei 2022 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 september 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Klinkhamer, griffier.

Uitspraak

202202771/1/V3.
Datum uitspraak: 30 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 2 mei 2022 in zaak nr. NL21.20308 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft op 29 december 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 2 mei 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. De Afdeling neemt de motivering onder 6 uit de rechtbankuitspraak over.
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Klinkhamer, griffier.
w.g. Bijloos
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Klinkhamer
griffier
906