ECLI:NL:RVS:2022:2826
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep
Op 29 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdeling was op 7 september 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring gesteld. De rechtbank Den Haag had op 21 september 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden overgedragen voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de vreemdeling was meegedeeld dat hij binnenkort zou worden overgedragen, dit niet kon worden verboden in het kader van de bewaringsprocedure. De toetsing in deze procedure betreft enkel de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming. Zelfs als in hoger beroep zou worden geoordeeld dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring had gesteld, zou dat niet betekenen dat de staatssecretaris niet bevoegd was om de vreemdeling over te dragen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de beoordeling van de bewaring en de overdracht van de vreemdeling.