ECLI:NL:RVS:2022:2826

Raad van State

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
202205627/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring met hoger beroep

Op 29 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdeling was op 7 september 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in bewaring gesteld. De rechtbank Den Haag had op 21 september 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij zou worden overgedragen voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel de vreemdeling was meegedeeld dat hij binnenkort zou worden overgedragen, dit niet kon worden verboden in het kader van de bewaringsprocedure. De toetsing in deze procedure betreft enkel de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming. Zelfs als in hoger beroep zou worden geoordeeld dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring had gesteld, zou dat niet betekenen dat de staatssecretaris niet bevoegd was om de vreemdeling over te dragen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen de beoordeling van de bewaring en de overdracht van de vreemdeling.

Uitspraak

202205627/2/V3.
Datum uitspraak: 29 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 21 september 2022 in zaak nr. NL22.17803 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2020 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 21 september 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Met het verzoek wil de vreemdeling voorkomen dat hij wordt overgedragen, terwijl nog niet op het hoger beroep over de bewaring is beslist.
2.       Hoewel de vreemdeling is meegedeeld dat hij binnenkort wordt overgedragen, verbiedt de voorzieningenrechter in deze bewaringsprocedure die overdracht niet. Daarin wordt namelijk alleen getoetst of de vreemdeling zijn vrijheid mocht worden ontnomen. Ook als de Afdeling in hoger beroep oordeelt dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring heeft gesteld, betekent dat niet dat hij niet bevoegd was om hem over te dragen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Annen
griffier
765