ECLI:NL:RVS:2022:281
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 28 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening door vier vreemdelingen. Deze vreemdelingen hadden eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 11 september 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 8 december 2020, hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De rechtbank verklaarde op 22 december 2021 het beroep ongegrond, waarna de vreemdelingen hoger beroep hebben ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdelingen vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er een beslissing op het hoger beroep zou zijn genomen. De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van de vreemdelingen, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat het hoger beroep is beslist. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in dit geval € 759,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gedaan op 28 januari 2022, en de voorzieningenrechter in deze zaak was mr. G.M.H. Hoogvliet, bijgestaan door griffier mr. N. Tibold.