ECLI:NL:RVS:2022:2801
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 28 januari 2022. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 december 2021 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde, vertegenwoordigd door mr. J.I.T. Sopacua, advocaat te Heerlen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 27 september 2022 geoordeeld dat de grieven van de vreemdeling slagen. De rechtsvraag over het indirecte reële risico op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest bij overdracht aan Denemarken is eerder beantwoord in een uitspraak van 6 juli 2022. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep gegrond is en heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd.
De Raad van State heeft het besluit van de staatssecretaris van 22 december 2021 vernietigd en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 september 2022.