ECLI:NL:RVS:2022:2800
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 27 september 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid besloten om de aanvragen van vier vreemdelingen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Deze vreemdelingen, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Khalaf, hebben hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen. De rechtbank heeft op 11 november 2021 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in deze zaak de rechtsvragen over de beoordeling van het indirecte reële risico op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest bij overdracht aan Denemarken behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in een eerdere uitspraak, ECLI:NL:RVS:2022:1864, relevante overwegingen geformuleerd die van toepassing zijn op deze zaak. De Afdeling heeft geoordeeld dat de grieven van de vreemdelingen slagen, wat betekent dat het hoger beroep gegrond is.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de besluiten van de staatssecretaris van 27 september 2021 vernietigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 2.277,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 september 2022.