ECLI:NL:RVS:2022:2798
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 10 oktober 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. Op 2 december 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.H. van Akenborgh, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De rechtsvraag die in de grieven 1 en 2 werd opgeworpen, betreft de beoordeling van het indirecte reële risico op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest bij overdracht aan Denemarken, gezien het daar geldende beschermingsbeleid voor Syrische vreemdelingen. De Afdeling heeft deze rechtsvraag eerder beantwoord in een uitspraak van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864.
De Afdeling heeft geoordeeld dat de grieven slagen en heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, het beroep is gegrond verklaard en het besluit van 10 oktober 2021 is vernietigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.