ECLI:NL:RVS:2022:2797
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning asiel
Op 8 oktober 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De rechtbank heeft op 21 december 2021 het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 27 september 2022 geoordeeld dat de rechtsvraag over het indirecte reële risico op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest bij overdracht aan Denemarken, waar een specifiek beschermingsbeleid voor Syrische vreemdelingen geldt, door de Afdeling bestuursrechtspraak eerder is beantwoord in een uitspraak van 6 juli 2022. De Raad concludeert dat de grief van de vreemdeling slaagt en dat het hoger beroep gegrond is.
De Raad van State vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de staatssecretaris van 8 oktober 2021. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.277,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak bevestigt de noodzaak van zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen en de bescherming van mensenrechten in het asielproces.