ECLI:NL:RVS:2022:2795
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 21 juli 2022 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling had op 31 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. De rechtbank oordeelde echter dat het beroep niet-ontvankelijk was, wat de vreemdeling niet kon accepteren. Hij heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, advocaat te Utrecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 27 september 2022 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte had gesteld dat de termijn voor het instellen van hoger beroep één week was. De vreemdeling betoogde terecht dat de termijn vier weken was, omdat de staatssecretaris de asielaanvraag had ingewilligd. De Afdeling bevestigde dat het hoger beroep tijdig was ingesteld op 17 augustus 2022.
Desondanks leidde het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag was eerder door de Afdeling beantwoord, en het hoger beroep bood geen aanleiding om hier anders over te oordelen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.