ECLI:NL:RVS:2022:2783
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag urgentieverklaring door college van burgemeester en wethouders van Zaanstad
Op 11 februari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad de aanvraag van [appellant] om een urgentieverklaring afgewezen. Dit besluit werd door het college gebaseerd op een algemene weigeringsgrond, die vereist dat de aanvrager voorafgaand aan de aanvraag twee jaar ingeschreven moet zijn in de basisregistratie personen. Op 25 juni 2021 verklaarde het college het bezwaar van [appellant] tegen deze afwijzing ongegrond. Vervolgens heeft de rechtbank Noord-Holland op 24 mei 2022 het beroep van [appellant] tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 september 2022 uitspraak gedaan. Tijdens de openbare zitting werd vastgesteld dat [appellant] niet voldeed aan de inschrijvingsvereiste en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college zouden verplichten om de hardheidsclausule toe te passen. De minderjarige dochter van [appellant] verblijft volgens de geldende rechterlijke zorgregeling voornamelijk bij haar moeder, waardoor er geen acute dakloosheid dreigt. Ook de meerderjarige zoon van [appellant] heeft een eigen studentenstudio, wat betekent dat hij niet afhankelijk is van zijn vader voor huisvesting.
De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat uit de ingediende stukken en de zitting niet bleek dat [appellant] zich in een schrijnende situatie bevond die een urgentieverklaring rechtvaardigde.