ECLI:NL:RVS:2022:278

Raad van State

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
28 januari 2022
Zaaknummer
202200040/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom wegens overtreding van de Wet bodembescherming

Op 25 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [verzoeker] en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Het college had op 11 november 2021 een last onder dwangsom opgelegd aan [verzoeker] wegens overtreding van artikel 39a van de Wet bodembescherming. [verzoeker] maakte bezwaar tegen dit besluit en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de openbare zitting op 25 januari 2022, waar [verzoeker] werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, werd vastgesteld dat [verzoeker] niet degene was die het saneringsplan voor een specifieke locatie in Bladel had ingediend, noch degene die de sanering feitelijk uitvoerde. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college ten onrechte had gesteld dat [verzoeker] de overtreding had begaan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van [verzoeker] toegewezen en de besluiten van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant geschorst tot zes weken na het te nemen besluit op bezwaar. Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker] en het griffierecht. De voorzieningenrechter verwacht niet dat het oorspronkelijke besluit in bezwaar stand zal houden.

Uitspraak

202200040/1/R1.
Datum uitspraak: 25 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 25 januari 2022 om 12:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter
griffier: mr. Y.C. Visser
Verschenen:
[verzoeker], vertegenwoordigd door mr. T.I.P. Jeltema, advocaat te Veldhoven;
het college, vertegenwoordigd door mr. M.F.M. van Lent en drs. N.A. Veldhoen en, via een videoverbinding, J. Bijlmer.
====================================
Bij besluit van 11 november 2021, kenmerk Z.208114/D.837211, heeft het college aan [verzoeker] een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 39a van de Wet bodembescherming. [verzoeker] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 8 december 2021, kenmerk Z.208114/D.853146, heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot 1 februari 2022. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
I.        wijst het verzoek toe;
II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 11 november 2021, kenmerk Z.208114/D.837211, en 8 december 2021, kenmerk Z.208114/D.853146, tot zes weken na het te nemen besluit op bezwaar;
III.      veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.      gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Gronden:
Ter zitting is vastgesteld dat [verzoeker] niet degene is die het saneringsplan voor I[locatie] in Bladel heeft ingediend. [verzoeker] heeft verder onbetwist gesteld dat hij ook niet degene is die de sanering feitelijk uitvoerde of uitvoert. Aan het besluit van 11 november 2021 is daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ten onrechte overtreding van artikel 39a van de Wet bodembescherming ten grondslag gelegd. De voorzieningenrechter verwacht niet dat dit besluit in bezwaar in stand zal kunnen blijven.
Het college moet de proceskosten vergoeden.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.  De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
148