ECLI:NL:RVS:2022:2768

Raad van State

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
202205538/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 21 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 2 augustus 2022 niet in behandeling was genomen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 16 september 2022 de zaak ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de termijn voor hoger beroep nog niet was verstreken.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien het feit dat de hogerberoepstermijn nog niet was verstreken, de voorgenomen overdracht van de vreemdeling op 22 september 2022 om 08:45 uur achterwege moest blijven. Dit werd gedaan als een ordemaatregel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd tevens veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 759,00, dat geheel toe te rekenen was aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt het belang van het waarborgen van de rechten van vreemdelingen in asielprocedures, vooral in situaties waarin de termijn voor hoger beroep nog niet is verstreken. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke rol gespeeld in het beschermen van de belangen van de vreemdeling in deze zaak.

Uitspraak

202205538/2/V3.
Datum uitspraak: 21 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 16 september 2022 in zaak nr. NL22.14889 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 augustus 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij mondelinge uitspraak van 16 september 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 bezwaar gemaakt tegen haar feitelijke overdracht en de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Omdat de hogerberoepstermijn tegen de mondelinge uitspraak van 16 september 2022 nog niet is verstreken, heeft de rechtbank dat verzoek doorgezonden aan de Afdeling om te worden behandeld als hogerberoepschrift en een verzoek om voorlopige voorziening.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft op 21 september 2022 hoger beroep ingesteld tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank van 16 september 2022 en de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat haar voorgenomen overdracht op 22 september 2022 om 08:45 uur achterwege blijft. Alleen al omdat de hogerberoepstermijn nog niet is verstreken, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de termijn is verstreken, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de voorgenomen overdracht op 22 september 2022 achterwege blijft;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Klinkhamer, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Klinkhamer
griffier
906