ECLI:NL:RVS:2022:2767
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling met risico op vervolging bij terugkeer naar Iran
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 5 mei 2021 afgewezen, waarna de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 7 oktober 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Gavami, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 22 september 2022 geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de risico's die afvalligen en atheïsten lopen bij terugkeer naar Iran. Dit is in strijd met eerdere uitspraken waarin werd benadrukt dat de staatssecretaris beter moet onderzoeken of vreemdelingen die als afvallig of atheïst worden beschouwd, risico lopen op vervolging of onmenselijke behandeling. De zevende grief van de vreemdeling slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond is.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 5 mei 2021 vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw op de aanvraag van de vreemdeling te beslissen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.