ECLI:NL:RVS:2022:269
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 27 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kind een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was op 24 juni 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, had op 29 juli 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verweij, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De enige grief in het hoger beroep betrof de beoordeling van de risico's die afvalligen en atheïsten lopen bij terugkeer naar Iran. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris beter moet onderzoeken of de vreemdeling, van wie de afvalligheid of het atheïsme geloofwaardig is geacht, bij terugkeer naar Iran een risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. De grief slaagde, en het hoger beroep werd gegrond verklaard.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het besluit van de staatssecretaris van 24 juni 2020 werd eveneens vernietigd. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden op dat moment. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Renting, griffier.