ECLI:NL:RVS:2022:2664
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen intrekking verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 september 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had in 2020 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen, maar deze werd op 13 maart 2020 ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 28 juni 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de vreemdeling in overweging genomen en besloten dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Dit besluit is genomen met verwijzing naar eerdere jurisprudentie. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de vreemdeling, die in dit geval € 759,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van het recht op een eerlijk proces en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in asielprocedures. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke rol gespeeld in het waarborgen van deze rechten, door te zorgen dat de vreemdeling niet onterecht wordt uitgezet terwijl zijn hoger beroep nog loopt.