ECLI:NL:RVS:2022:266
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod voor vreemdeling
Op 27 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 15 januari 2020 de aanvraag afgewezen en een inreisverbod uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, had op 23 december 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de eerste grief van de vreemdeling behandeld, die betrekking had op het onderzoek van de staatssecretaris naar de risico's voor afvalligen en atheïsten bij terugkeer naar Iran. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris beter moet onderzoeken of de vreemdeling, van wie de afvalligheid of het atheïsme geloofwaardig is geacht, bij terugkeer naar Iran een risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. De grief slaagde, en het hoger beroep werd gegrond verklaard.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het besluit van de staatssecretaris van 15 januari 2020 werd eveneens vernietigd. De staatssecretaris werd opgedragen om opnieuw op de aanvraag van de vreemdeling te beslissen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.