ECLI:NL:RVS:2022:2596
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 9 februari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 25 april 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft op 7 september 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad stelde vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling, waarin de betekenis van een arrest van het Hof van Justitie werd besproken. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld dat de overgelegde kopie van een huurcontract de kans op internationale bescherming voor de vreemdeling niet aanzienlijk vergrootte.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.