ECLI:NL:RVS:2022:2596

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
202202643/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 9 februari 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 25 april 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft op 7 september 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad stelde vast dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling, waarin de betekenis van een arrest van het Hof van Justitie werd besproken. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld dat de overgelegde kopie van een huurcontract de kans op internationale bescherming voor de vreemdeling niet aanzienlijk vergrootte.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.

Uitspraak

202202643/1/V2.
Datum uitspraak: 7 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 25 april 2022 in zaak nr. NL22.2199 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 9 februari 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 25 april 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend waarop de vreemdeling heeft gereageerd.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De rechtbank wijst in haar uitspraak namelijk terecht op de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:208, over de betekenis van het arrest van het Hof van Justitie van 10 juni 2021, LH, ECLI:EU:C:2021:478, voor de manier waarop de staatssecretaris uitvoering geeft aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Aan de hand van het toetsingskader in die uitspraak onder 8 tot en met 11, is zij terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de in beroep overgelegde kopie van een huurcontract de kans dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming niet aanzienlijk groter maakt. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag daarom niet-ontvankelijk mogen verklaren.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Iedema
griffier
915