ECLI:NL:RVS:2022:2591
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende intrekking verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 september 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek is ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 juli 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris om de verblijfsvergunning in te trekken vernietigd. De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank op te schorten totdat er een beslissing in het hoger beroep is genomen.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen. Hij concludeerde dat de uitspraak van de rechtbank niet vereist dat de staatssecretaris de gevraagde vergunning moet verlenen, en dat de uitvoering van de uitspraak geen onomkeerbare gevolgen met zich meebrengt. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de staatssecretaris is afgewezen, en hij is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. De kosten zijn vastgesteld op € 759,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.