ECLI:NL:RVS:2022:2571

Raad van State

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
202107845/2/V6 en 202107847/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
  • J.Th. Drop
  • J.A. Verweij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vertrouwelijke AIVD-informatie

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 oktober 2021, waarin de rechtbank besliste in de zaken met nummers 20/4693 en 20/5678. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, vertrouwelijke onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) overgelegd. Deze stukken zijn vertrouwelijk en mogen alleen door de Afdeling worden ingezien, zoals bepaald in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister heeft verzocht om te bepalen dat alleen de Afdeling kennis mag nemen van deze stukken, om de nationale veiligheid te waarborgen.

De Afdeling heeft in haar overwegingen de belangen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat partijen gelijkelijk toegang hebben tot relevante informatie voor het hoger beroep, en anderzijds het belang dat de bestuursrechter over alle noodzakelijke informatie beschikt om de zaak zorgvuldig te kunnen afhandelen. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het belang van de nationale veiligheid zwaarder weegt dan het belang van de vreemdeling om kennis te nemen van de vertrouwelijke stukken. Het vrijgeven van deze informatie zou lopende en toekomstige onderzoeken van de AIVD kunnen belemmeren en daarmee de nationale veiligheid in gevaar kunnen brengen.

Op basis van deze overwegingen heeft de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming van de vertrouwelijke stukken gerechtvaardigd geacht en het verzoek toegewezen. De beslissing is genomen door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in aanwezigheid van mr. J.A. Verweij, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 september 2022.

Uitspraak

202107845/2/V6 en 202107847/2/V1.
Datum beslissing: 6 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 oktober 2021 in zaken nrs. 20/4693 en 20/5678 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 oktober 2021 in zaken nrs. 20/4693 en 20/5678.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, op verzoek van de Afdeling met toepassing van artikel 8:45 van de Awb, de vertrouwelijke onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (hierna: de AIVD) overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de onderliggende stukken van een individueel ambtsbericht van de AIVD van 28 april 2020 en 4 mei 2020 (aanvulling); de nota leeswijzer met de daarin genoemde stukken.
Overwegingen
1.       De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft, namens de AIVD, de Afdeling verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen.
2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.       Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de nationale veiligheid zwaarder dan het belang dat [de vreemdeling] kennis neemt van de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht. Indien de stukken worden vrijgegeven kunnen zowel lopende als toekomstige onderzoeken van de AIVD belemmerd worden en kan daarmee de nationale veiligheid in gevaar worden gebracht.
4.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Verweij
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2022
722