ECLI:NL:RVS:2022:2567
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 2 augustus 2022 werd gedaan. De vreemdeling was op 5 juli 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag over het toekennen van een proceskostenvergoeding bij een gebrek in de voorafgaande ophouding behandeld. De Afdeling heeft vastgesteld dat de grief van de vreemdeling slaagt, en heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover deze de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan op 5 september 2022.