ECLI:NL:RVS:2022:2486
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvragen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.M. Niemer, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 november 2021. De rechtbank had eerder de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 27 augustus 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk waren verklaard, ongegrond verklaard. De vreemdelingen stelden dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hun asielaanvragen niet-ontvankelijk waren.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris de asielaanvragen niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren op basis van de overgelegde stukken, die geen substantiële kans boden op internationale bescherming.
De uitspraak van de Raad van State werd gedaan op 25 augustus 2022, waarbij de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, en mr. C.M.J.B. A Campo, griffier. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken op dezelfde datum.