202106877/1/R1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Dronten,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Dronten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 september 2021 heeft het college het wijzigingsplan "Dronten-Hanzekwartier-De Noord 48 (20402)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen en ISPA Vastgoed B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2022, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant], en het college, vertegenwoordigd door ing. E. Gijsen en drs. R. Otte, zijn verschenen. Verder is ter zitting ISPA Vastgoed B.V. (hierna: ISPA), vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet in de wijziging van de bestemmingen "Bedrijventerrein" en "Verkeer - Verblijfsgebied" naar "Gemengd - 6" aan De Noord te Dronten ten behoeve van de realisatie van 78 woningen (16 rijwoningen, 2 maisonnettes en 60 appartementen). Het college heeft het plan vastgesteld met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 28.2 van het bestemmingsplan "Hanzekwartier (2040)". Het plangebied is in westelijke richting begrensd door een parallelweg van De Noord. In oostelijke richting is het begrensd door een bosstrook, die bij benadering 18 m breed is, waarachter de weg De Grutto ligt. In noordelijke richting is het begrensd door woningbouw en in zuidelijke richting door bedrijfsgebouwen.
2. [appellant] en anderen wonen allen aan De Grutto. Zij kunnen zich niet verenigen met het wijzigingsplan omdat zij vrezen voor de aantasting van de bosstrook tussen de nieuwe woningen en hun straat door het wijzigingsplan. Daarnaast vrezen zij een toename van het verkeer op de De Grutto waardoor de verkeersveiligheid in het gedrang komt.
3. De woningen worden gerealiseerd door ISPA.
Toepasselijke regelgeving
4. Artikel 28.2, Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1, van het Bestemmingsplan "Hanzekwartier (2040)" luidt:
"Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 6' zoals bedoeld in Bijlage 5, waarbij tevens de bouwvlakken worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken worden gelegd, mits:
a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
b. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
c. het woongebied op een adequate wijze wordt ontsloten;
d. de verkeersdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
e. er rekening wordt gehouden met de milieuzonering;
f. voorafgaand aan de ontwikkeling wordt aangetoond dat de ontwikkeling vanuit het oogpunt van archeologie, bodem, ecologie, externe veiligheid, luchtkwaliteit en water acceptabel is;
g. wordt voorzien in voldoende waterberging;
h. een goede ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing wordt gerealiseerd, waarbij wordt aangesloten op de ruimtelijke structuur en de kwaliteiten zoals opgenomen in de Structuurvisie Hanzekwartier Dronten en het bij dit bestemmingsplan behorende beeldkwaliteitsplan."
Toetsingskader
5. Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarover de wijzigingsbevoegdheid gaat in beginsel als een gegeven worden beschouwd als is voldaan aan de in het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden die in een bestemmingsplan zijn opgenomen, doet niets af aan de plicht van het college van burgemeester en wethouders om in de besluitvorming over de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming gerechtvaardigd is.
Aantasting van de bosstrook
6. [appellant] en anderen vrezen voor aantasting van de bosstrook. Zij betogen dat door het wijzigingsplan een onevenredige aantasting van de milieusituatie in de bosstrook plaatsvindt en de ontwikkeling vanuit een ecologisch oogpunt niet acceptabel is. Het college mocht zich niet baseren op het rapport van Otte Groen Advies (hierna: het groenadvies) voor het standpunt dat die aanpassing vanuit een ecologisch oogpunt acceptabel is. Het onderzoek schiet volgens hen tekort. Zo ontbreken er volgens hen dier- en boomsoorten in het groenadvies die [appellant] daar zelf wel gezien heeft. Verder achten [appellant] en anderen het plan niet uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb).
6.1. De Afdeling stelt voorop dat de bosstrook buiten de gronden valt waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft. Op grond van artikel 28.2 moet het college bij de vaststelling van dit wijzigingsplan niettemin wel rekening houden met die bosstrook. Zo moet het college onder andere beoordelen of de ontwikkeling leidt tot een onevenredige aantasting van de milieusituatie daar en of de ontwikkeling vanuit een ecologisch oogpunt aanvaardbaar is.
6.2. In het licht van de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid, heeft het college onderzoek laten doen naar de invloed van de voorziene ontwikkeling op de bosstrook. Dit onderzoek is het groenadvies. Uit paragraaf 5.4 volgt dat de gronden waarop het wijzigingsplan betrekking heeft geen mogelijkheden bieden tot dekking voor vogelsoorten en dat het voedselaanbod beperkt is. Verder volgt uit het groenadvies dat de omgeving van het plangebied, met name de aangrenzende bosstrook, geschikt is voor algemene broedvogels. In het groenadvies wordt geconcludeerd dat de ruimtelijke ontwikkeling niet zal leiden tot verstoring, aantasting of vernieling van jaarrond beschermde rust- of voorplantingsplaatsen van vogels. Ook staat in het groenadvies dat verstorende werkzaamheden bij voorkeur buiten het broedseizoen moeten plaatsvinden. Op de zitting hebben het college en ISPA toegelicht dat twee ontsluitingen voor de nieuwe woningen zullen worden aangelegd in de bosstrook. Ook zal de beplanting in de bosstrook uitgedund worden. Het college heeft op de zitting benadrukt dat het over die uitdunning graag in overleg treedt met de bewoners.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich gelet op het groenadvies op het standpunt mogen stellen dat de ontwikkeling niet leidt tot een onevenredige aantasting van de milieusituatie of vanuit een ecologisch oogpunt onaanvaardbaar is. Het college mocht zich voor dit standpunt baseren op het groenadvies. [appellant] heeft ter plaatse boom- en diersoorten waargenomen die ontbreken in het groenadvies, maar dat is op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van een onevenredige aantasting van de strook. Wat betreft de ontsluitingen die worden aangelegd in de bosstrook wijst de Afdeling erop dat niet aannemelijk is geworden dat dit leidt tot een onevenredige aantasting van de bosstrook.
Het betoog slaagt op dit punt niet. De gevolgen van het plan voor de bosstrook staan er dan ook niet aan in de weg dat het college gebruik heeft mogen maken van de wijzigingsbevoegdheid die hier aan de orde is.
6.3. Wat betreft de uitvoerbaarheid in het kader van de Wnb overweegt de Afdeling het volgende. De bescherming van diersoorten is geregeld in die wet. Het college had het wijzigingsplan niet mogen vaststellen indien en voor zover op voorhand duidelijk is dat het soortenbeschermingsregime in deze wet aan de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan in de weg staat. Dit is het geval als blijkt dat een ontheffing is vereist en die niet kan worden verkregen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1105). Gelet op wat onder 6.2 is overwogen, is er geen grond voor het oordeel dat op voorhand duidelijk is dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in weg staat. Dat een gebied mogelijk minder geschikt wordt als leef- en foerageergebied voor soorten die in potentie aanwezig kunnen zijn, betekent niet dat de planologische ontwikkelingen in strijd zijn met de Wnb. Het betoog slaagt ook in zoverre niet.
Verkeersdruk en verkeersveiligheid
7. [appellant] en anderen voeren aan dat De Grutto niet beschikt over voldoende capaciteit om de verkeerstoename als gevolg van de voorziene nieuwbouw aan te kunnen. Daarmee is volgens [appellant] en anderen de verkeersveiligheid in de omgeving van het plangebied niet voldoende geborgd. [appellant] en anderen wijzen daarbij op de onzorgvuldige manier waarop het college de verkeerstoename heeft berekend.
7.1. De twee ontsluitingen van de nieuwbouw zijn voorzien richting De Grutto. De Grutto is in noordelijke richting ontsloten via De Morinel en in zuidelijke richting via De Oeverloper. De Grutto is een 30 km/u weg waar twee verkeersdrempels in liggen. Ter hoogte van De Grutto 79 ligt een parkeerplaats.
7.2. ISPA heeft door het onderzoeksbureau Goudappel een verkeersveiligheidsanalyse laten uitvoeren. Die is neergelegd in het rapport van 22 mei 2022. Daarin staat dat De Grutto op een verkeersveilige manier 2.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal aan kan. Dit hebben appellanten niet concreet betwist. Uit berekeningen van het college, zoals opgenomen in de toelichting op het wijzigingsplan, en het rapport van Goudappel volgt dat, uitgaande van een worst case-scenario, de toekomstige verkeersgeneratie ruim 1.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal zal zijn. Op zichzelf is dit onbetwist een forse toename van het aantal verkeersbewegingen en zo bezien is de zorg van [appellant] en anderen begrijpelijk. Maar omdat De Grutto 2.000 verkeersbewegingen kan verwerken, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat De Grutto de verwachte verkeerstoename vanuit een oogpunt van verkeersdruk en verkeersveiligheid niet aan kan. Ook de verkeersdruk staat er daarmee niet aan in de weg om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid.
Het betoog slaagt niet.
Toekomstige ontwikkelingen
8. [appellant] en anderen hebben erop gewezen dat de bouw van de woningen die het wijzigingsplan mogelijk maakt, pas de eerste van een aantal beoogde ontwikkelingen in het gebied is. Zij vrezen dat deze ontwikkelingen er uiteindelijk toe zullen leiden dat de bosstrook zal verdwijnen en dat de verkeerssituatie in De Grutto ernstig zal verslechteren.
Zoals ook op de zitting is toegelicht, kan de Afdeling alleen het wijzigingsplan zoals dat in deze procedure voorligt, toetsen. Nog daargelaten of de vrees van [appellant] en anderen in de toekomst bewaarheid zal worden, vormt dit geen reden om het wijzigingsplan onrechtmatig te achten. Het college heeft op de zitting overigens ook benadrukt dat het over de effecten van de diverse ontwikkelingen voor de bosstrook en de verkeersveiligheid in De Grutto in overleg wil treden met de bewoners.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
10. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, mr. C.C.W. Lange en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022
91-989