ECLI:NL:RVS:2022:2433

Raad van State

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
202203727/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing uitstel van vertrek voor vreemdeling met psychische klachten

In deze zaak gaat het om een vreemdeling met de Iraanse nationaliteit die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Zij heeft op 18 december 2019 een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke aanvraag is afgewezen. De vreemdeling heeft psychische klachten, waaronder een recidiverende depressieve stoornis en een posttraumatische stressstoornis, en heeft ter onderbouwing van haar aanvraag een deskundigenrapport overgelegd. De staatssecretaris heeft de afwijzing van de aanvraag gebaseerd op adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA), die concludeerden dat de vreemdeling kan reizen onder bepaalde voorwaarden.

De rechtbank Den Haag heeft in een eerdere uitspraak op 10 juni 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W. Boelens. In het hoger beroep betoogt de vreemdeling dat de staatssecretaris de aanvraag onzorgvuldig heeft voorbereid en dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de BMA-adviezen de conclusies van het deskundigenrapport ten onrechte terzijde hebben geschoven.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 10 september 2020 vernietigd. De staatssecretaris is opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen en de proceskosten van de vreemdeling te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van medische adviezen in het kader van vreemdelingenrecht.

Uitspraak

202203727/1/V1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 10 juni 2022 in zaak nr. 20/7006 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 10 september 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 juni 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Boelens, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de Iraanse nationaliteit. Zij heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland. Zij heeft een aanvraag gedaan voor uitstel van vertrek vanwege haar psychische klachten, namelijk een recidiverende depressieve stoornis en een posttraumatische stressstoornis. Ter onderbouwing van haar aanvraag heeft zij onder meer een forensisch psychiatrisch en psychologisch onderzoek van 31 juli 2019 van twee onafhankelijke deskundigen, namelijk een GZ-psycholoog en een psychiater (hierna: het deskundigenrapport), overgelegd. De staatssecretaris heeft de afwijzing van deze aanvraag gebaseerd op twee adviezen van het Bureau Medische Advisering (hierna: het BMA) van 1 november 2019 en 19 februari 2020. Het BMA heeft geconcludeerd dat de vreemdeling kan reizen met als reisvereisten dat zij wordt begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige en dat zij een schriftelijke overdracht van de medische gegevens en voldoende medicatie voor tijdens de reis meeneemt. De vreemdeling vindt dat de staatssecretaris niet goed heeft gemotiveerd dat een fysieke overdracht aan een behandelaar op de plaats van bestemming als reisvereiste en individuele garanties over daadwerkelijke medische hulp niet nodig zijn.
2.       De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris het besluit van 10 september 2020 terecht heeft gebaseerd op de BMA-adviezen en dat hij daarmee heeft voldaan aan de volgens het Hof van Justitie vereiste beoordeling van de gevolgen van een overdracht voor de gezondheid van een vreemdeling (zie het arrest van het Hof van 16 februari 2017, C.K., ECLI:EU:C:2017:127, punten 76, 81 tot en met 83, 90 en 96).
3.       In haar enige grief betoogt de vreemdeling terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris onder verwijzing naar de BMA-adviezen het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid. In de adviezen heeft het BMA namelijk ten onrechte de conclusies uit het door de vreemdeling ingebrachte deskundigenrapport terzijde geschoven.
3.1.    In het deskundigenrapport staat onder meer: "Gezien haar kwetsbaarheid vanuit haar persoonlijkheidsstructuur en haar ernstig depressieve klachten, wordt de kans op suïcide bij gedwongen terugkeer als reëel ingeschat. Een gedwongen terugkeer naar Italië kan dan ook een ernstige en onomkeerbare achteruitgang van haar geestelijke gezondheidstoestand teweeg brengen; bijvoorbeeld in de vorm van een forse toename van stemmingswisselingen en/of stress-, dwang-, somberheids- en/of slapeloosheidsklachten en/of uitvoering van haar suïcidale gedachten."
3.2.    In het BMA-advies van 1 november 2019 staat: "Genoemd wordt dat er geen aanwijzingen zijn voor persoonlijkheidsstoornis, psychose of suïcidaliteit. (…) Er worden vanuit de aangedragen informatie geen omstandigheden bekend waaruit blijkt dat er een fysieke overdracht moet plaats vinden aan een behandelaar ter plaatse. Er is een laagfrequent behandelcontact (1x 2 weken) en voor de traumabehandeling was het mogelijk haar op de wachtlijst te plaatsen. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen voor een noodzaak tot fysieke overdracht vanuit beschreven persoonlijkheidsstoornis, psychose of suïcidaliteit."
In het BMA-advies van 1 november 2019 is het deskundigenrapport niet betrokken, omdat het door de staatssecretaris niet aan het BMA was gezonden. In het BMA-advies van 19 februari 2020 is het deskundigenrapport alsnog betrokken. In dat advies staat: "Het rapport (lees: het advies van 1 november 2019) kan worden gehandhaafd. In de aangereikte expertise wordt bevestigd dat er sprake is van een medisch probleem en dat er behandeling is. De diagnose is als ik heb genoemd (depressie en PTSS). De medicatie wordt niet anders benoemd. Er wordt in de aangereikte expertise geen grond gevonden voor het niet onder voorwaarden kunnen reizen. (…). In de aangereikte expertise wordt er gespeculeerd over wat er kan gebeuren als cliënte terug gaat naar Italië. Speculatie hoort niet in een objectief medisch advies thuis. Er zijn te veel variabelen waar ik als arts geen rekening mee kan houden. Daarnaast worden diverse niet medische argumenten benoemd."
3.3.    Uit het deskundigenrapport blijkt dat de GZ-psycholoog en psychiater de vreemdeling psychologisch hebben onderzocht door het afnemen van een ontwikkelingsanamnese. Daarnaast hebben zij de toetsinstrumenten PCI-5, NPV-2 en UCL afgenomen en een psychiatrisch onderzoek verricht. De vreemdeling heeft in totaal drie onderzoeksmomenten gehad, op 27 juni, 1 juli en 9 juli 2019, met in totaal 8 uur direct contact, waarbij gebruik gemaakt werd van een tolk Farsi. In het licht hiervan heeft het BMA met het standpunt in zijn advies van 19 februari 2020 dat in het deskundigenrapport wordt gespeculeerd over wat er kan gebeuren als de vreemdeling terug gaat naar Italië, dat speculatie in een objectief medisch advies niet thuishoort en dat in het rapport diverse niet-medische argumenten worden genoemd, de onder 3.1 van deze uitspraak weergegeven conclusies uit het deskundigenrapport ten onrechte terzijde geschoven.
De beoordeling of een reële kans bestaat dat een vreemdeling suïcide zal plegen als gevolg van de overdracht, is naar zijn aard een inschatting van een toekomstige situatie. Het BMA heeft niet gemotiveerd waarom de GZ-psycholoog en een psychiater de door hen op medische gronden gemaakte inschatting onvoldoende hebben onderbouwd. Bovendien heeft het BMA niet vermeld waar in het deskundigenrapport precies blijkt van niet-medische argumenten. De BMA-adviezen kunnen daarom de conclusie van de staatssecretaris dat een fysieke overdracht als reisvereiste en individuele garanties over daadwerkelijke medische hulp niet nodig zijn, niet dragen.
De grief slaagt.
4.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is gegrond. Het besluit van 10 september 2020 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden. Omdat de griffier in beroep en hoger beroep geen griffierecht heeft geheven, hoeft de staatssecretaris dat niet te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 10 juni 2022 in zaak nr. 20/7006;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 10 september 2020, V-[...];
V.       draagt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
VI.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. J.M. Willems, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Wissels
voorzitter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022
382-927