Uitspraak
Datum uitspraak: 17 augustus 2022
BESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter
griffier
Raad van State
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een bouwplan dat leidt tot een toename van de totale omvang van gebouwen die op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering waren. De Afdeling had eerder, in een tussenuitspraak van 16 februari 2022, het college van burgemeester en wethouders van Halderberge opgedragen om binnen 20 weken de gebreken in het besluit van 10 september 2018 te herstellen. De rechtbank had echter niet onderkend dat het bouwplan in strijd was met artikel 3.2.1, onder e, van de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied Halderberge 2011, dat geen uitbreiding van gebouwen ten dienste van grondgebonden veehouderijen toestaat. De Afdeling oordeelde dat het college onvoldoende inzichtelijk had gemaakt op basis van welke criteria beoordeeld kan worden of het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen en aangewend worden op gronden die in de directe omgeving liggen van de huiskavel. Hierdoor was de aanvraag ten onrechte als een grondgebonden veehouderij aangemerkt. De Afdeling verklaarde het hoger beroep van appellant sub 1 gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college van 10 september 2018, en bepaalde dat tegen het nieuwe besluit van het college alleen bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de appellanten.