ECLI:NL:RVS:2022:2358
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel
Op 15 augustus 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 10 september 2021 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 9 november 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.J.L. van de Glind, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvraag behandeld over het indirecte reële risico op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest bij overdracht aan Denemarken. De Afdeling concludeerde dat de grief van de vreemdeling slaagde en dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het besluit van de staatssecretaris werd ongeldig verklaard. De staatssecretaris is verplicht om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, wat inhoudt dat hij moet faciliteren dat de vreemdeling kan terugkeren naar Nederland. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door voorzieningenrechter mr. D.A. Verburg, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Klinkhamer, en werd openbaar uitgesproken op 15 augustus 2022.