ECLI:NL:RVS:2022:2358

Raad van State

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
202107169/1/V3 en 202107169/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel

Op 15 augustus 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 10 september 2021 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag had op 9 november 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.J.L. van de Glind, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Afdeling heeft in haar overwegingen de rechtsvraag behandeld over het indirecte reële risico op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest bij overdracht aan Denemarken. De Afdeling concludeerde dat de grief van de vreemdeling slaagde en dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het besluit van de staatssecretaris werd ongeldig verklaard. De staatssecretaris is verplicht om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de vreemdeling, wat inhoudt dat hij moet faciliteren dat de vreemdeling kan terugkeren naar Nederland. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door voorzieningenrechter mr. D.A. Verburg, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Klinkhamer, en werd openbaar uitgesproken op 15 augustus 2022.

Uitspraak

202107169/1/V3 en 202107169/3/V3.
Datum uitspraak: 15 augustus 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 9 november 2021 in zaak nr. NL21.14486 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 9 november 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J.L. van de Glind, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De in grief 1 opgeworpen rechtsvraag over de beoordeling van het indirecte reële risico op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest bij overdracht aan Denemarken wegens het daar geldende beschermingsbeleid voor Syrische vreemdelingen heeft de Afdeling bij uitspraak van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864, onder 8 - 9.3, beantwoord. Daaruit vloeit voort dat grief 1 slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. Het beroep is gegrond en het besluit van 10 september 2021 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet een nieuw besluit op de aanvraag nemen. Dit betekent dat de staatssecretaris verplicht is te bewerkstelligen of te faciliteren dat de vreemdeling kan terugkeren naar Nederland. Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen wordt daarom afgewezen. De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft al in de uitspraak van vandaag in zaken nrs. 202107162/1/V3 en 202107162/3/V3 over de vergoeding van de proceskosten geoordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 9 november 2021 in zaak nr. NL21.14486;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van 10 september 2021, V-[…];
V.      wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Klinkhamer, griffier.
w.g. Verburg
voorzieningenrechter
w.g. Klinkhamer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022
906