ECLI:NL:RVS:2022:2350
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 6 augustus 2021 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, had op 12 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling in zijn verzoek ontvangen en heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden, het noodzakelijk is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek, tot een bedrag van € 759,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan op 12 augustus 2022 door de voorzieningenrechter A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van griffier R.H.L. Dallinga. De beslissing is openbaar uitgesproken en betreft een belangrijke stap in de rechtsgang van de vreemdeling, die hoop heeft op een positieve uitkomst van zijn hoger beroep.