ECLI:NL:RVS:2022:228
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod voor vreemdeling
Op 26 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had eerder, op 21 mei 2021, een aanvraag ingediend die werd afgewezen, en daarnaast werd er een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 24 juni 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de risico's die afvalligen en atheïsten lopen bij terugkeer naar Iran. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris beter onderzoek moet doen naar deze risico's, zoals eerder ook in een andere uitspraak was overwogen. De eerste grief van de vreemdeling slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het besluit van de staatssecretaris werd ook vernietigd. De staatssecretaris werd verplicht om opnieuw op de aanvraag van de vreemdeling te beslissen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.277,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.