ECLI:NL:RVS:2022:224
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 27 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in een asielzaak. De zaak betreft twee vreemdelingen, vreemdeling 1 en vreemdeling 2, die beiden een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft deze aanvragen respectievelijk op 20 december 2018 en 30 juni 2021 afgewezen.
De vreemdelingen hebben tegen de afwijzing van hun aanvragen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De rechtbank heeft op 27 december 2021 uitspraak gedaan, waarbij het beroep van vreemdeling 2 ongegrond werd verklaard en het beroep van vreemdeling 1 gedeeltelijk gegrond, wat leidde tot vernietiging van het besluit van 20 december 2018 voor wat betreft de kennelijke ongegrondheid van haar aanvraag.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn vastgesteld op € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de noodzaak om hen te beschermen tegen uitzetting tijdens het hoger beroep.