BIJLAGE
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Artikel 3.1.6, tweede lid, luidt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
"Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd."
Artikel 74, tweede lid, onder b, luidt:
"2. Het eerste lid geldt niet met betrekking tot een weg:
b. waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt."
Artikel 3.1, eerste lid, luidt:
"1. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingen vast, waarbij ten behoeve van de ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen, met dien verstande dat deze regels ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het plangebied."
"1. De gemeenteraad stelt een bouwverordening vast, die uitsluitend de voorschriften, bedoeld in het tweede tot en met het zesde lid, bevat;
2. De bouwverordening bevat voorschriften omtrent het tegengaan van het bouwen van een bouwwerk op verontreinigde grond;
3. De voorschriften, bedoeld in het tweede lid, hebben uitsluitend betrekking op bouwwerken:
a. waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven,
b. voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, met uitzondering van bouwwerken die naar aard en omvang gelijk zijn aan een bouwwerk op grond van artikel 2.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een dergelijke vergunning niet is vereist, en
c. 1˚. die de grond raken, of
2˚. ten aanzien waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd;
4. De voorschriften, bedoeld in het tweede lid, hebben in elk geval betrekking op:
a. het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem;
b. aard en omvang van het onderzoek;
c. inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport;
5. De bouwverordening bevat tevens voorschriften omtrent de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie. Zij kan bepalen dat er in de plaats van een welstandscommissie een stadsbouwmeester wordt aangesteld, in welk geval de bouwverordening voorschriften bevat over de rol en de functie van de stadsbouwmeester. Voorts kan de bouwverordening nadere voorschriften bevatten omtrent de verslagen, bedoeld in artikel 12b, derde lid;
6. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in de bouwverordening voorschriften worden gegeven omtrent andere onderwerpen dan die, genoemd in het tweede en vijfde lid."
Bestemmingsplan "Lambroek - Stramproy"
Artikel 3.1.1, aanhef en onder a en d, luidt:
"De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het behoud en de aanleg van voorzieningen voor wegverkeer (wegen, bermen, trottoirs, parkeervoorzieningen e.d.), doeleinden van verblijf, waterbeheer, natuurlijke afvloeiing van water, groenvoorzieningen, beplanting, speelvoorzieningen en voorzieningen van algemeen nut.
d. het behoud en/of herstel van aanwezige landschappelijke waarden ter plaatse van de aanduiding "waardevolle boom".
Artikel 3.2.1, aanhef en onder d, luidt:
"Op de voor "Verkeer" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
Artikel 3.5.1 van de planregels luidt:
"Het is verboden om op de voor "Verkeer" aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. ter plaatse van de aanduiding "Waardevolle boom": het vellen of rooien van karakteristieke beplanting."
"Het onder 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een (omgevings)vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
b. die het normale onderhoud en beheer betreffen."
"a. Werken als bedoeld in artikel 3.5.1 zijn slechts toelaatbaarheid indien door deze werken en werkzaamheden, dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de stedenbouwkundige en/of landschappelijke waarden van de desbetreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
b. Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits deze werkzaamheden noodzakelijk zijn ten behoeve van:
1. Een betere en veilige verkeersafwikkeling, of;
2. De bereikbaarheid van de achterliggende bestemmingen;
Hierbij gelden de volgende toetsingscriteria:
Artikel 4.1, aanhef en onder a en e, luidt:
"De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen met de daarbij behorende tuinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
e. waterhuishoudkundige voorzieningen."
Artikel 4.2.3, onder f en onder 1 en 2, luidt:
"f. ten aanzien van de maatvoering van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
1. De goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 4,50 m bedragen;
2. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 7,50 m bedragen."
"Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de op grond van dit artikel toegelaten aard, hoogte en situering van bouwwerken indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing, ter voorkoming van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en ter verbetering van de gebiedskwaliteit."