ECLI:NL:RVS:2022:223
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 25 maart 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 25 juni 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Taheri, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In de uitspraak van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:93) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwogen dat de staatssecretaris beter moet onderzoeken of de vreemdeling, wiens afvalligheid of atheïsme geloofwaardig is geacht, bij terugkeer naar Iran een risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. Aangezien de staatssecretaris de afvalligheid van de vreemdeling in deze zaak geloofwaardig heeft geacht, moet hij opnieuw onderzoeken of er een risico bestaat bij terugkeer naar Iran.
De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Het beroep is gegrond verklaard en het besluit van 25 maart 2021 is vernietigd. De staatssecretaris moet opnieuw op de aanvraag beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden op dat moment. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.