ECLI:NL:RVS:2022:223

Raad van State

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
202104787/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 25 maart 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. Op 25 juni 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Taheri, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In de uitspraak van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:93) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwogen dat de staatssecretaris beter moet onderzoeken of de vreemdeling, wiens afvalligheid of atheïsme geloofwaardig is geacht, bij terugkeer naar Iran een risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. Aangezien de staatssecretaris de afvalligheid van de vreemdeling in deze zaak geloofwaardig heeft geacht, moet hij opnieuw onderzoeken of er een risico bestaat bij terugkeer naar Iran.

De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Het beroep is gegrond verklaard en het besluit van 25 maart 2021 is vernietigd. De staatssecretaris moet opnieuw op de aanvraag beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden op dat moment. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 januari 2022.

Uitspraak

202104787/1/V2.
Datum uitspraak: 26 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 25 juni 2021 in zaak nr. NL21.4866 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 25 juni 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Taheri, advocaat te Capelle aan den IJssel, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:93, heeft de Afdeling overwogen dat de staatssecretaris beter moet onderzoeken en beoordelen of een vreemdeling van wie de afvalligheid of het atheïsme geloofwaardig is geacht bij terugkeer naar Iran een risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. Omdat de staatssecretaris de afvalligheid van de vreemdeling in deze zaak geloofwaardig heeft geacht, moet de staatssecretaris opnieuw onderzoeken en beoordelen of de vreemdeling een risico loopt bij terugkeer naar Iran.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 25 maart 2021 wordt vernietigd. Omdat de staatssecretaris opnieuw op de aanvraag moet beslissen en daarbij rekening moet houden met de feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn, is het niet nodig wat de vreemdeling verder in hoger beroep en beroep heeft aangevoerd te bespreken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 25 juni 2021 in zaak nr. NL21.4866;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 25 maart 2021, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2022
853