ECLI:NL:RVS:2022:222
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 20 mei 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft op 17 september 2021 het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
In de uitspraak van 26 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de afvalligheid wordt verricht. Dit gebrek aan inzicht maakt het voor de bestuursrechter onmogelijk om de zorgvuldigheid van de besluitvorming te toetsen. De Afdeling heeft geoordeeld dat de eerste grief van de vreemdeling slaagt en heeft het hoger beroep gegrond verklaard.
De uitspraak van de rechtbank is in zijn geheel vernietigd, en het besluit van 20 mei 2020 is eveneens vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw op de aanvraag van de vreemdeling te beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.