ECLI:NL:RVS:2022:221
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 26 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 20 mei 2020 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, had op 17 september 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:94) heeft de Afdeling overwogen dat de staatssecretaris onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de afvalligheid wordt verricht. Dit gebrek aan transparantie maakt het voor de bestuursrechter onmogelijk om effectief te toetsen of de staatssecretaris zorgvuldig en deugdelijk motiveert in concrete gevallen. De Afdeling heeft geoordeeld dat de eerste grief van de vreemdeling slaagt.
Het hoger beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De Afdeling heeft het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van 20 mei 2020 vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, tot een bedrag van € 3.036,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.