ECLI:NL:RVS:2022:22
Raad van State
- A.W.M. Bijloos
- D.I. van Kesteren
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van vertrouwelijke stukken in hoger beroep bestuursrecht
In deze zaak heeft de appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 maart 2021, betreffende zaaknummer 20/1021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft, op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, vertrouwelijke versies van verschillende gedingstukken overgelegd. Dit gebeurde met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat alleen de Afdeling kennis mag nemen van deze stukken. De betrokken partijen zijn onder andere de Gemeente Utrecht, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, het Openbaar Ministerie en de Politie.
De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de staatssecretaris om gewichtige redenen heeft verzocht om beperking van de kennisneming van bepaalde stukken. Dit verzoek is gedaan in het kader van artikel 8:29, derde lid, van de Awb, waarbij de Afdeling moet afwegen of de weigering of beperking van kennisneming gerechtvaardigd is. Hierbij speelt het belang van gelijke toegang tot informatie voor partijen en het belang van de bestuursrechter om over alle relevante informatie te beschikken een cruciale rol. De Afdeling heeft geconcludeerd dat in dit geval het belang van vertrouwelijk overleg en bestuurlijke inbreng zwaarder weegt dan het belang van de appellant om kennis te nemen van de stukken.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzoek tot beperkte kennisneming van de stukken toegewezen. De uitspraak is gedaan op 6 januari 2022 door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.