ECLI:NL:RVS:2022:2190
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 27 juni 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 9 juni 2022. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Singh, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 juli 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de vragen die in het hogerberoepschrift zijn gesteld, niet van belang zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank niet verder gemotiveerd hoeft te worden. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 10 januari 2018, waarin een vergelijkbare rechtsvraag is behandeld.
De beslissing van de Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.