ECLI:NL:RVS:2022:2188
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vier vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 5 april 2022. De vreemdelingen hadden een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 november 2020 was afgewezen. De staatssecretaris verklaarde de bezwaren van de vreemdelingen tegen deze afwijzing op 17 juni 2021 ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen van de vreemdelingen op 5 april 2022 eveneens ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. D.P.J. Cain, hoger beroep ingesteld.
De griffier heeft de vreemdelingen in een brief geïnformeerd over de verplichting tot betaling van griffierecht voor het hoger beroep, met een deadline van 18 mei 2022. Aangezien de vreemdelingen het griffierecht niet tijdig hebben betaald, heeft de griffier hen op 10 juni 2022 opnieuw geïnformeerd dat het griffierecht binnen twee weken na verzending van de brief op de rekening van de Raad van State moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald. De vreemdelingen hebben geen redenen aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, ondanks het niet tijdig betalen van het griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep uiteindelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, aangezien het hoger beroep niet ontvankelijk is verklaard.