ECLI:NL:RVS:2022:2130
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 27 juli 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 juli 2020 buiten behandeling was gesteld. De rechtbank had op 24 november 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.A.H. Schoofs, heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij nu in staat was om gehoord te worden in zijn asielprocedure, in tegenstelling tot zijn eerdere aanvraag.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtbank had terecht vastgesteld dat de vreemdeling, vanwege zijn medische situatie, nog steeds niet in staat was om gehoord te worden. Bovendien stond artikel 28 van de Procedurerichtlijn er niet aan in de weg om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De vreemdeling heeft de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen als zijn situatie wijzigt.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.