ECLI:NL:RVS:2022:2120
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Schiermonnikoog
In deze zaak heeft de verzoeker zich gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Schiermonnikoog, dat op 15 februari 2022 het bestemmingsplan "Verbrede reikwijdte Schiermonnikoog - Dorp" heeft vastgesteld. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, met als doel dat het bestemmingsplan wordt geschorst totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak. De mondelinge uitspraak vond plaats op 19 juli 2022, waarbij de voorzieningenrechter, staatsraad mr. D.A. Verburg, het verzoek heeft afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de vraag of de verzoeker belanghebbende is met betrekking tot de twee percelen in kwestie, in het midden kan worden gelaten. Dit zal in de bodemzaak verder worden beoordeeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanknopingspunten zijn om te oordelen dat de verzoeker belanghebbende is. Voor het eerste perceel heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiermonnikoog op 7 maart 2017 een omgevingsvergunning verleend voor het omzetten van een woonhuis in een recreatiewoning. Dit is een vergunning die het mogelijk maakt om af te wijken van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft opgemerkt dat de gemeenteraad de vergunde recreatiewoning in het nieuwe bestemmingsplan heeft overgenomen, wat voldoende gemotiveerd is.
Wat betreft het tweede perceel heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het perceelsgedeelte waar de verzoeker om vraagt, niet in het gebied van het beschermd dorpsgezicht ligt. De zuidelijke helft van de overtuin is al bebouwd, terwijl het noordelijke gedeelte, waar het bouwvlak van nummer 6 naartoe wordt verplaatst en vergroot, niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.