ECLI:NL:RVS:2022:2118
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen afwijzing verzoek om opheffing ongewenstverklaring
Op 25 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 27 mei 2022 het beroep van een vreemdeling gegrond had verklaard. De vreemdeling had verzocht om opheffing van zijn ongewenstverklaring, welke aanvraag door de staatssecretaris op 24 december 2018 was afgewezen. Na een heroverweging van het bezwaar door de staatssecretaris op 20 december 2021, werd dit opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen, wat leidde tot het hoger beroep van de staatssecretaris.
In het kader van dit hoger beroep verzocht de staatssecretaris de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. Tevens werd bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 25 juli 2022.