ECLI:NL:RVS:2022:2117
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake afgifte document rechtmatig verblijf gemeenschapsonderdaan
In deze zaak heeft de Raad van State op 25 juli 2022 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor de afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd op 14 april 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 13 november 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank op 27 mei 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft hierop hoger beroep ingesteld, maar dit hogerberoepschrift is pas na de wettelijke termijn van 24 juni 2022 bij de Raad van State ingediend. De Raad van State oordeelde dat de termijn voor het indienen van hoger beroep begint te lopen op de dag na verzending van de rechtbankuitspraak, en niet op de dag na ontvangst. Hierdoor was het hoger beroep niet-ontvankelijk. De Raad van State heeft beslist dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M. van Wezep, griffier.