ECLI:NL:RVS:2022:2098
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag vreemdeling om document rechtmatig verblijf en verzoek voorlopige voorziening
Op 21 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een aanvraag had ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De aanvraag was eerder op 19 december 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, met de opdracht om de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit werd op 18 augustus 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 3 mei 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat voor het instellen van een onderzoek naar de oprechtheid van een huwelijk, feitelijke omstandigheden die als indicatoren van een schijnhuwelijk kunnen worden aangemerkt, voldoende zijn. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de vreemdeling niet in staat was het vermoeden van een schijnhuwelijk te ontkrachten, wat leidde tot de conclusie dat hij terug moest keren naar Marokko.
Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 juli 2022.