ECLI:NL:RVS:2022:205
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 24 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 6 januari 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling had in eerste instantie een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd gekregen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 december 2022. In het hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.M. Ficq, werd aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De Raad verwees naar een eerdere uitspraak van 3 juni 2016, waarin een vergelijkbare rechtsvraag was beantwoord.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 24 januari 2022.