202007098/1/V2.
Datum uitspraak: 19 juli 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 28 december 2020 in zaak nr. NL20.17777 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2020 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingetrokken.
Bij uitspraak van 28 december 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B. Snoeij, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft een schriftelijke vraag aan de staatssecretaris gesteld. De
staatssecretaris heeft daarop gereageerd.
Overwegingen
1. De vreemdeling komt uit Afghanistan. De rechtbank heeft het door de vreemdeling ingestelde beroep tegen het besluit van 8 juli 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingesteld en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
1.1. Uit de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1664 (onder 6), volgt dat de bestuursrechter een nationale procedureregel buiten toepassing moet laten wanneer er omstandigheden zijn als bedoeld in paragraaf 45 van het arrest van het EHRM van 19 februari 1998, Bahaddar tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494, om schending van artikel 3 van het EVRM te voorkomen. 1.2. Hoewel de Afdeling in beginsel geen volledig en ex-nunconderzoek verricht zoals dat bij de rechtbank plaatsvindt, valt niet uit te sluiten dat in hoger beroep bijvoorbeeld de algehele situatie in het land van herkomst ernstig verslechtert. Ook als een vreemdeling niets of weinig aanvoert over de algehele situatie in het land van herkomst, terwijl uit algemeen bekende informatie onmiskenbaar blijkt dat die situatie ernstig is verslechterd, dan zal ook de Afdeling die verslechtering bij haar oordeel betrekken. Daarbij stelt zij partijen in de gelegenheid om een standpunt in te nemen over die verslechtering (zie voormelde uitspraak van 22 juni 2022, onder 21.2-21.3).
2. Wat hiervoor onder 1.1 en 1.2 is overwogen, betekent voor deze zaak het volgende. Uit algemene nieuwsberichten volgt dat in Afghanistan in de zomer van 2021 een ingrijpende wijziging van het regime heeft plaatsgevonden. De taliban zijn aan de macht gekomen in Afghanistan. In reactie op een schriftelijke vraag van de Afdeling, heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat hij het besluit van 8 juli 2020 niet intrekt.
2.1. Gezien de ingrijpende wijziging van het regime in Afghanistan, is het vooralsnog onduidelijk welke gevolgen dat voor de vreemdeling kan hebben als hij naar dat land terugkeert. De staatssecretaris zal daarnaar nader onderzoek moeten doen. Gelet op deze omstandigheden zal de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de rechtbank vernietigen, het beroep gegrond verklaren en het besluit van 8 juli 2020 vernietigen, zodat de staatssecretaris een nieuw besluit kan nemen, waarbij hij de veranderde situatie in Afghanistan moet betrekken.
3. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 28 december 2020 in zaak nr. NL20.17777;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 8 juli 2020, V-[…];
V. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Graat
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2022
309-968