ECLI:NL:RVS:2022:2043

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
202200533/5/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking exploitatievergunning coffeeshop en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 januari 2022. De verzoeker, handelend onder de naam [bedrijf] en wonend te Beverwijk, heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in verband met de intrekking van zijn exploitatievergunning voor een coffeeshop. De voorzieningenrechter heeft op 13 juli 2022 in een openbare zitting geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er voldoende aanleiding is om aan te nemen dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de burgemeester de exploitatievergunning terecht heeft ingetrokken. Dit is gebaseerd op eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 3 maart 2022, waarin werd vastgesteld dat de coffeeshop van de verzoeker met ingang van 31 maart 2022 gesloten moet zijn.

Na een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland op 21 juni 2022, waarin de beroepen van de verzoeker tegen besluiten van de inspecteur van de Belastingdienst gegrond zijn verklaard, heeft de verzoeker opnieuw een verzoek ingediend om de voorlopige voorziening op te heffen. De voorzieningenrechter is van mening dat er nader onderzoek nodig is om te bepalen of er nog voldoende grond bestaat voor de intrekking van de exploitatievergunning. Dit onderzoek zal in de bodemprocedure plaatsvinden, die is gepland voor 7 september 2022. De voorzieningenrechter heeft de behandeling van de bodemzaak bespoedigd, maar heeft het verzoek om de voorlopige voorziening niet ingewilligd.

Uitspraak

202200533/5/A3.
Datum uitspraak: 13 juli 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in verband met een verzoek voor opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 januari 2022 in zaak nr. 202200533/3/A3 getroffen voorlopige voorziening hangende het hoger beroep van:
[verzoeker] handelend onder de naam [bedrijf], wonend te Beverwijk,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 12 januari 2022 in zaak nr. 21/2612 en 21/2614 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de burgemeester van Beverwijk.
Openbare zitting gehouden op 13 juli 2022 om 11:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter
griffier: mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken
Verschenen:
[verzoeker], bijgestaan door mr. H. Elmas, advocaat te Zaandam;
de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. G.M. Pierik, advocaat te Hoofddorp, en M. Bos.
====================================
Het hoger beroep zich tegen de uitspraak van 12 januari 2022 van de rechtbank Noord-­Holland. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.
Gronden:
De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft bij de uitspraak van 3 maart 2022 overwogen dat hij aannemelijk acht dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat de burgemeester de exploitatievergunning mocht intrekken. Daarom heeft hij de bij uitspraak van 26 januari 2022 door de voorzieningenrechter van de Afdeling getroffen voorlopige voorzieningen opgeheven en bepaald dat de coffeeshop van [verzoeker] met ingang van 31 maart 2022 gesloten moet zijn.
Nadat de rechtbank Noord-Holland in haar uitspraak van 21 juni 2022 zijn beroepen tegen besluiten van de inspecteur van de Belastingdienst gegrond heeft verklaard, heeft [verzoeker] bij de voorzieningenrechter een verzoek ingediend om de voorlopige voorziening, als gevolg waarvan hij de coffeeshop heeft moeten sluiten, op te heffen. Volgens hem bestaat er na de uitspraak over zijn belastingaangiftes geen grond meer om de exploitatievergunning in te trekken.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voor de beantwoording van de vraag of nog voldoende grond bestaat om de exploitatievergunning in te trekken, gezien wat op de zitting is gesteld door beide partijen, nader onderzoek nodig is. Dat onderzoek kan beter in de bodemzaak worden gedaan. De voorzieningenrechter zal om die reden niet de eerder getroffen voorziening, waardoor de coffeeshop is gesloten, opheffen. De voorzieningenrechter ziet in de uitspraak van de rechtbank van 21 juni 2022 wel aanleiding om de behandeling van de zaak door de bodemrechter te bespoedigen. De bodemzaak zal daarom door de Afdeling worden behandeld op 7 september 2022 om 10:00 uur.
w.g. Polak
voorzieningenrechter
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
290